Overdenking

sunset1000

TER OVERDENKING  juni, juli, augustus 2023

door Ds. Anneke van der Velde

Met Pinksteren wordt vaak het verhaal over de torenbouw van Babel als ‘contrastverhaal’ gelezen.

Waar de schrijver van het Pinksterverhaal spreekt over het wonder van verbondenheid dat je kunt ervaren in het menselijk bestaan, spreekt de schrijver van het verhaal van de torenbouw van Babel over het verdriet dat mensen elkaar juist niet meer verstaan.

In het verhaal over de torenbouw van Babel gaat het over trotse mensen die bang zijn hun veiligheid, hun verbondenheid, -hun cultuur misschien- te verliezen.

Vanuit die motivatie gaan ze een veilige toren bouwen, een monument van eigen gelijk en van grootheid tot in de hemel.

De verteller lijkt te zeggen: dat is niet de bedoeling van het mens-zijn. En hij voert God ten tonele, die spreekt:

‘Straks gaan die mensen alles maar doen wat ze maar kunnen bedenken’. En God sticht spraakverwarring. De mensen begrijpen elkaar niet meer en staken de bouw van hun megalomaan project. Ze verspreiden zich noodgedwongen over de aarde.

Een waarschuwing voor maakbaarheid, en opsluiten in eigen gelijk. Jan Hendriks deed mij de vergelijking met de proefraket van Elon Musk aan de hand. Een bouwsel ter waarde van 4,5 miljard euro, dat onlangs na enkele minuten uiteenspatte in duizend stukjes. Een eigentijdse toren van Babel.

En dan het Pinksterverhaal. De verteller Lucas beschrijft dat de discipelen eensgezind bij elkaar zijn. Het is Pasen geweest, Jezus is aan ze verschenen na zijn dood, maar hij is ook weer van ze weggegaan met zijn hemelvaart. De discipelen hebben elkaar opgezocht en zitten maar wat bij elkaar in een ruimte. Er wordt niet gezegd dat ze iets deden: zelfs niet dat ze baden of met elkaar in gesprek waren.

Ze zaten bij elkaar… En dan wordt ze het wonder van verbondenheid gegeven.

Niet onderling: ze hoorden elkaar opeens in vreemde talen spreken.

Maar wel met de andere mensen in Jeruzalem: de toeristen, de bezoekers, de mensen uit andere landen en streken die geen deel uitmaakten van hun eigen ‘bubbel’. Die vreemdelingen hoorden de discipelen juist spreken in hun eigen taal. Lucas lijkt te willen zeggen: als je het wonder van de Geest, van de inspiratie, van de bron van het leven wilt ervaren, wees dan ontvankelijk en onbevangen. Stel je open, en de verbinding met de ander wordt je gegeven. Niet met de mensen in je eigen kring, maar juist buiten je ‘bubbel’: de mensen, die vreemdeling voor je zijn.

Het wonder van de liefde die Jezus predikte, vindt niet alleen zijn betekenis in ‘eigen kring’, met een hek eromheen of een toren erop, maar in de verspreiding, in de vervreemding, in de ontmoeting. En de Geest, de inspiratie daarvoor, wordt je gegeven, als je je daarvoor openstelt.

En die Geest moeten we niet voor de voeten lopen met torens en raketten.

Anneke van der Velde

Ik kwam onlangs onderstaand gedicht tegen.

Met een link naar Pinksteren en een knipoog!

Tien kleine christenen
ontvingen saam de zegen;
één nam aanstoot aan de preek,
toen waren er nog maar negen.

Negen kleine christenen,
ze baden dag en nacht;
één kreeg niet wat hij vroeg,
toen waren er nog maar acht.

Acht kleine christenen,
op de smalle weg door 't leven,
één vond een and're weg zo mooi,
toen waren er nog maar zeven.

Zeven kleine christenen,
lazen elkaar de les,
één werd er boos en zei: ik ga!
toen waren er nog maar zes.

Zes kleine christenen,
actief in het kerkbedrijf;
één miste het echte protestantse,
toen waren er nog maar vijf.

Vijf kleine christenen,
traditie in het banier,
één werd het allemaal teveel,
toen waren er nog maar vier.

Vier kleine christenen,
zongen "abide with me"
één meende niet wat hij zong,
toen waren er nog maar drie.

Drie kleine christenen,
ieder met zijn eigen idee;
één dacht alleen maar aan zichzelf,
toen waren er nog maar twee.

Twee kleine christenen,
met z'n tweeën heel alleen,
en met ruzie wie de grootste was,
toen was er nog maar één.

Eén heel gewone christen,
vol van de lieve vree;
zijn vijand werd zijn goede vriend,
toen waren er weer twee.

Twee heel oprechte christenen,
aan het werk met veel plezier;
ze vroegen niets maar deelden uit,
toen waren er weer vier.

Vier heel bescheiden christenen,
ze hielpen dag en nacht;
en die geholpen werden hielpen mee,
toen waren er weer acht.

Acht vriendelijke christenen,
ze vroegen om Gods zegen;
maar vroegen ook een mens erbij,
toen waren er weer negen.

Negen kleine christenen,
ze hadden in mensen God gezien;
en zongen zich samen de misère uit,
toen waren er weer tien.

Tien kleine christenen,
ze brachten hem tot leven
die niet voor kerk maar voor de mens,
een leven heeft gegeven.

Tien kleine christenen,
wanneer zij leven net als hij
dan komen er weer net als toen,
in één dag duizend bij.


Anneke van der Velde